zaterdag 4 juli 2009

iemand

Met knokige schouders en een buikje van zestig plensde en plonsde Z. in de koude stroom, terwijl de zon al achter de berg verdwenen was. Hij sopte zijn grijze hoofd en dook ermee onder of het niks was. Hij kroop herboren het water uit en droogde zich. 'Een paradijs,' zei hij, 'dit is gewoon een paradijs hier.' Hij legde zich neer op de warme granieten oever. Ik keek naar een mens in het paradijs. Amper had hij zich uitgestrekt of hij kwam alweer omhoog. 'Eigenlijk wil ik er gewoon meteen nog een keer in.' Ik mocht nog eens genieten van een groot spetterend kind in het koele water op een hete avond.
Jaren terug, toen onze vrienden T. en R. hier in de winter waren en we na een wandeling in de sneeuw warm bij de kachel zaten, zei T.: 'op zo'n plek als deze kun je gewoon niet depressief worden.' Ik herinner me hoe ik niets durfde zeggen.

Gister zitten we op het terras achter de molen te schemeren. Hangend over de balustrade zien we hoe de poes, die onder ons op een grote steen zit, langzaam in het opkomend duister verdwijnt.
'Wat denk jij,' zeg ik, 'hoor ik hier thuis?'
De hele dag al waart er bij vlagen een ongerichte droefheid in mij rond. Ik zie mij lopen door het landschap, ik hoor mij luisteren naar het bruisen van de waterval, mijn ogen volgen de vlinders op de dikke paarse distels, die Tony bij het maaien voor hen heeft laten staan. Er is een afstand tussen mij en het paradijs.
'Ja,' zegt hij, 'ik denk wel dat jij hier thuis hoort. Denk jij van niet?'
De bomen om ons heen zijn nu niet groen meer, hoewel de lucht nog licht is en een zweem van blauw weerkaatst.
'Ik weet het niet,' zeg ik na een tijdje, 'ik heb soms het gevoel dat ik nergens thuishoor. Nergens op deze aarde, bedoel ik. Soms begrijp ik er niets van dat ik hier ben. Hoe ik hier terecht gekomen ben. Dit is het paradijs en toch kan ik zo droevig zijn.'
Bij het schemeren laten we lange stiltes vallen tussen de woorden. Die maken het geheimzinnig karakter van dat uur nog intenser en fijner.
'Wat begrijpen wij toch weinig, hè, wat weten we toch eigenlijk van niks.'
'Ja', zeg ik, 'we weten van niks.'
En ik denk opnieuw de woorden die ik al een paar weken vaak denk, sinds ze zich aan mij hebben opgedrongen: als ik weet wie ik ben, ben ik Niemand.
Deze avond ben ik niet Niemand.
De avond en ook de nacht en nog een dag erbij, ben ik een droevig iemand die zich nergens thuis voelt en niet veel weet heeft van zichzelf of het paradijs.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten