zondag 28 juni 2009

het is heet. overal beten. en ik weet het niet.

Het is heet. Overal beten. En ik weet het niet.
Tony is buiten brandend bezig met keien en leien een traptree te bouwen.
Ik achter het raam. Weet het niet.
Hoor hem soms brullen. Tegen vliegen of tegen kattenstront in het bouwzand of tegen dat werk dat zich niets aantrekt van pijn in kuiten of tennisarm? Of misschien brult hij tegen mij, die achter het raam zit om te schrijven en het niet weet?
Ik weet het niet.
Ik moet schrijven over pijn doen, dacht ik aan het ontbijt. Dat we elkaar pijn doen en dat we dat slecht kunnen. Hoe kunnen we een ander pijn doen zonder al te veel pijn. Ja, paradox. Leren in die paradox te staan, leren een ander pijn te doen.
De hele morgen bleef dat woordloos in mij doorsudderen. Dan loopt mijn lichaam hier wel rond en ik weet wat ik eet, maar verder niet teveel vragen alsjeblieft.
Ik ben gek. We zouden toch moeten leren elkaar geen pijn te doen?

Oké, niet over pijn.
De wereld wil dat je vrolijk en zomers bent. Het leven moet leuk. Ja, graag.
Ik wil dat wel, maar...
Nee echt, ik heb de halve nacht gedanst met een hoop bewoners uit de vallei op het pleintje aan de voet van het Romaanse kerkje in Thines, het nabije adelaarsnest dat machtig mooi is, maar..
Altijd maar weer 'maar..'.
Jeroen Brouwers heeft eens gezegd dat alleen slechte schrijvers veel 'maar' schrijven. Kun je ze zo aan herkennen. (Hoop dat ik me dit juist herinner. Ik wil er niet aan denken Heer Brouwers verkeerd te citeren..)
Ik zit aan het ontbijt en iets wil het hebben over pijn doen.
Ander onderwerp?
Graag.
Over het eeuwig evenwicht zoeken tussen ziel en techniek bij muziek. Ja, bij het schrijven ook. Bij het maken van jam zelfs. Het bouwen van traptreden.
Beter?
Bestaat dat: beter?
We spraken over dat spanningsveld, met vieren aan de tafel, tussen soep en sla. Over samenbrengen van ziel en techniek. De overgave, de aandacht, de inzet én de wetenschap, de vaardigheid, de kunde. Hoeveel techniek is nodig voor een kunst? Tussen verfraaien en verfoeien van techniek. Moeten we ons vòòr alles verlaten op de kracht van de passie, de concentratie, de aanwezigheid? Techniek kan zo hevig in de weg zitten! Maar ze kan ook zo vreselijk ontbreken.
Met ongebreidelde hartstocht en ongebreidelde vorm kunnen we niet spreken, noch verstaan worden. Te strak in het pak snoert ons dan weer de keel, snijdt het hart eruit. Hoeveel van onze energie moeten we in het één investeren naast hoeveel energie in het andere?
(Naast? Nee, niet naast...)
De ziel is wel het belangrijkst, voelen we samen aan. Alles erin storten wat je hebt, wat je bent. En nog een tandje meer. Zonder ziel geen zaligheid...
Het niet volbrengen van dat wankel evenwicht en dus van de magie van het kunstwerk dat je droomt, dat kan pijn doen. Je werk leeft niet. En jij, hoe leef jij dan?
En het gaat alweer over pijn.

Pijn, oké. Mijn vriendin M. zegt graag lachend: 'lijden is niet erg, als het maar véél is.'
We hebben ervaring. Met iemand pijn doen en ook met diegene zijn die de pijn krijgt.
Soms willen we elkaar pijn doen. Genoegdoening, straf, wraak. Dat is kinderlijk begrijpelijk. We snappen ook dat we elkaar pijn doen, terwijl we het niet willen. Per ongeluk. Zonder ervan te weten. Sorry! Op zijn minst zonder het te bedoelen. Nogmaals sorry!
Ik weet niet waar te beginnen met schrijven.

Tony staat nog altijd in de brandende zon en vraagt zich af hoe de lijn van de leistenen trap zou moet lopen. De helling en de ongekozen kale keien die daar onwrikbaar liggen te liggen, vertellen niet eenvoudig waar een volgende tree moet komen, in welk lijnenspel. Of moet er beter een klein plateau tussen de treden om zoveel mogelijk trouw te blijven aan de beste hoogte en beste diepte van iedere tree. Beter een paar goede treden en daarna een plateautje, dan een reeks te kleine of te hoge treden. Tony heeft de ideale maten al eerder ontdekt en toegepast: onze benen en voeten houden van treden die ongeveer 17 cm hoog zijn en 35 cm diep. Dat is een lekkere trap. Maar rotsblokken onder een laag aarde, houden met lekkere treden geen rekening. Ze komen tevoorschijn zoals ze zijn en dan begint onze kunst. Zij willen en zullen ons op onze trap desnoods voor eeuwen dragen, maar wij weten van de hoogte en de diepte. Wij hebben de techniek en we storten onze ziel erin. Zo staat Tony te meten, te puzzelen, te waterpassen en te turen in zijn verbeelding om te zien wat er nog niet is. De zon brandt en de vliegen vreten hem op.

Hier is dus dat moment dat zich al aan paar uur laat aanvoelen. Ik zit aan mijn tafel te dwalen en niet te weten wat ik vandaag met welke woorden wil proberen te raken. Het kost tijd. Je moet rommelen, schuiven, deleten, opnieuw beginnen, ander onderwerp... Je moet het eenvoudig nog even niet hoeven weten. Je moddert, maar hoe dan ook moet je gehoorzamen aan iets. Je moet doorzetten, grondwerk doen, trouw blijven, uitstel is afstel, opdracht is opdracht, dat tandje erbij steken. Want juist dat is gehoorzamen aan iets. Zonder een greintje garantie. Je zwerft over het net, je pikt op, je smijt weg, je pakt jezelf bij de haren.
Leren pijn te doen, durven pijn doen. Hop, daar is het weer. Intuïtie is een mooi woord, waar je een warm en wijs gevoel bij kunt krijgen, maar dat vastbijterig karakter, ik weet niet of dat warm en wijs is. Een beeld klopte aan, je had je oren open en nu wil het niet meer weg. Je weet niet waarom en je weet niet hoe.
Ja, je wilt vrolijk en zomers, maar het gaat over pijn doen. Er zit gewoon niets anders op. Het is kut, maar het is. Nee, je snapt het niet, maar ga maar zoeken. Ga het maar snappen. Begin ergens. Je weet dat het niet uitmaakt. Tenslotte zal het komen. Je weet dat. Nee, je weet het allemaal niet, maar ergens weet je het toch. Dat heet vertrouwen. En trouwens, ook zonder vertrouwen moet je voort. Je schrijft een zin. Daarna een volgende. Zoals hij een steen oppakt, draait, neerlegt, verplaatst, verruilt, weglegt, kiest, probeert, opbouwt, afbreekt.

Techniek, regel één. Je moet beginnen. Luisteren, horen, dan laten klinken. Zeg maar wat.
Leg die stenen neer, zomaar. Misschien slaat het nergens op. Schrijf gewoon wat op. En ga erachter aan. Duiken. Springen. Pak ze weer op, die keien en leg ze weer neer. Omdraaien. Alles laten draaien. Werk is werk. Je weet het niet. Zoek. Zet er nog een tandje bij. Schuif de woorden, de stenen, draai ze om, verander hun richting, de voeglijnen, snijd de randen bij.

Ik schrijf, ik kijk niet naar het scherm, ik tik woorden, terwijl ik duik en spring. Het begin is eindelijk begonnen.
En dan zijn stem in mijn rug: 'wil je even komen kijken naar de lijn van de trap, want die spreekt niet voor zich...' Met de toon van Tony.
Au!!

Ik trek mij traag weg van mijn tafel. Terwijl ik mijn stoel naar achter schuif neem ik een besluit: laat mij mijn aandacht mee naar buiten nemen, ik ga de tijd nemen voor de trap. Ik kijk mee, ik schuif, ik overweeg, ik probeer. Ik neem de tijd, vind ik. Ik heb alle aandacht, denk ik. Tenslotte ontdekken we de juiste lijn en het evenwicht dat eruit volgt. Het plaatje valt op zijn plek. Altijd mooi om te ervaren hoe plaatjes op hun plek vallen. Zeggen we.
Toch zijn we niet echt blij.
Ik heb mijn koorddans-kunstje gedaan. Balanceren tussen aandacht en aandacht. Als ik weer naar mijn tafel ga en hij naar de betonmolen, zie ik zijn blik: 'hare majesteit' keert terug naar haar bureau.
Moge die trap een mooi kunstwerk worden, denk ik nog ergens ver weg...

Intussen zweeft in mijn kop de zin: ik ben vergeten mijn kinderen te leren dat je niet kunt leven zonder iemand pijn te doen. Ik heb hem met moeite vastgehouden en schrijf hem snel op als ik zit. We kunnen pijn doen niet ontlopen. Dat kunnen we maar beter zo vroeg mogelijk weten, niet? Natuurlijk, we hebben ze geleerd dat je moet proberen anderen nooit pijn te doen. Geleerd dat je anderen geen pijn mág doen. Jij bent verantwoordelijk voor wat je doet en pijn doen is uit den boze. Dát hebben we hen zo prettig mogelijk ingeprent. Maar we hebben niet beseft dat dat een halve medaille is. We hebben ze niet geleerd hoe ze op het onvermijdelijk moment toch een ander pijn zullen moeten doen. Omwille van de juiste balans, het eeuwig evenwicht tussen hún weg en die van die ander. Hoe doe je dat en waar haal je daarvoor de moed vandaan?

Buiten ratelt de betonmolen.
Mijn tegemoetkomen aan Tony's vraag om mee te kijken naar de trap heeft hem niet opgelucht. Ik voel het hangen in de hitte. Ik kan bedenken waarom het werk zo zwaar is. Maar ik heb er geen notie van dat hij nu eigenlijk echt een maatje nodig heeft om alles evenwichtig te doen wat nu moet worden gedaan: de juiste stenen vinden of snijden, daarin vooruitkijken, niet te droge mortel hanteren, de betonmolen op peil houden, waterpas leggen, níet op de versgelegde leien leunen en dan die vliegen en de dorst en ook nog zorgen dat het mooi wordt...
Hij zwijgt. Hij wil me niet storen. Alhoewel...
Ik zwijg, ik wil niet gestoord worden.

Als het echt moet, kun je het ook allemaal alleen doen. Of toch een heleboel. Liever niet, maar nood breekt wetten en wensen. Het is onhandig, langdurig, ingewikkeld, maar het kan, alleen. Als er niemand anders is, helpt zuchten je niets. Je doet wat je kunt en als je het redt, ben je trots. Als er wél iemand in de buurt is.. iemand die daar achter het raam zit... iemand die toch ook verantwoordelijk is... die toch ook twee handen heeft...
Ik voel zijn gezwoeg aan de andere kant van het raam. Ik ben ook verantwoordelijk voor de hele boel hier. Ik heb ook twee handen. Ik zou zijn werk kunnen verlichten. Ik durf erom te wedden.

En dan denkt de dromer: wat zit ik hier eigenlijk te doen? Ik was nog maar bij het begin. Wat ik nu doe, kan ik dat niet straks doen?

En in zíjn gedachten klinkt het bijvoorbeeld zo: zij zit achter het raam ergens anders te wezen en iets te schrijven dat er vast toe doet en ik sta hier tussen al die obstakels mijn gevoelig verantwoordelijkheidsbesef weer eens op peil te houden met iets dat eigenlijk alleen niet te doen is. Wat zou ik liever een beetje muziek maken...! Maar ik ga niet nog eens vragen om hulp en onwelkom zijn.

Ik moet alsmaar denken aan de woorden die ik Sogyal Rinpoche, Tibetaans Boeddhistisch Grootmeester, vaak heb horen zeggen: 'at least, don't harm.'
Beste Rinpoche, hoe moeten we niemand pijn doen, noch een ander, noch onszelf. Zo vaak staan we voor de keuze óf onszelf óf een ander pijn te doen. Valt daar aan te ontkomen? Wat moeten we doen als we een ander pijn doen wanneer we onze eigen bestemming volgen?
Ik heb al veel geoefend in de levenskunst van pijn hebben, maar ik zoek ook een techniek voor de levenskunst van (geen) pijn doen.

Ik ben opgestaan van mijn tafel en ik ben mee gaan werken. Tegen de schemering was een leistenen plateautje voltooid. Ik zag amper dat het mooi was. Wat een hete ellende, dat gemodder tussen bijstaan en toeschieten en afsmeren. Ik was in de overtuiging geweest dat ik erbij was en er iets voor opgegeven had. En waarom was hij dan nog heftig en kortaf? Ik kwam hem helpen!
Je was er niet bij, zegt hij, je was voor de helft met je aandacht een andere trap aan het bouwen. Is dat waar? Het is moeilijk werk, daar moet je met volle aandacht bij zijn. Ja, ik moet toegeven dat ik er niet helemaal bij was. De trap kon me niet veel schelen. Geen ziel. Zeker geen extra tandje. Kantje boord aanwezig geweest. Nee, niet lekker ontspannen, nee. Sorry, zeg ik, sorry dat ik er niet helemaal bij was. Je was zo heftig en kortaf. Sorry, zegt hij, nogmaals sorry dat ik pissig was, maar je was er ook eigenlijk helemaal niet bij.

Ik probeerde hem geen pijn te doen en mezelf ook niet. We wilden elkaar echt niet graag tot last zijn en we probeerden daarvoor het beste te doen. Toch kwamen we er niet onderuit. Hadden we wel de ziel, maar geen techniek?
Het was geen leuke middag.
Mooi kloteplateautje.

De volgende ochtend bekijken we samen hoe de trap trots en sterk is begonnen aan de komende eeuw. We hebben wel zin in een nieuwe dag. Laten we ertegenaan gaan.

Zo, hèhè, ik weet het niet maar ik heb toch iets verteld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten