zondag 20 september 2009

goede steen

Dat het hier niet zo veel uitmaakt, wat of je vandaag of morgen doet of misschien niet doet, kan heel aangenaam lijken. Je kunt vroeg opstaan en de handen uit de mouwen steken, je kunt ook blijven liggen, naar de regen luisteren, terug in slaap vallen. Het werk wacht wel, het kan altijd wachten. Dat is okay. Sommig werk wacht al jaren. Het is er omdat het zich heeft laten zien in het dromen, daarna is het wachtend werk geworden, maar het is vrij, het kan ook niet gebeuren. Het is altijd al goed zoals het is.
Vòòrdat wij hier aardig naïef met dromen begonnen, hadden anderen hier zitten dromen en met de handen aangepakt, maar die mensen hebben het na hooguit een paar jaren opgegeven of moeten opgeven. Hun dromen waren vervlogen en wij kunnen ons daar van alles bij voorstellen. Dat kan gebeuren en dat is óók goed.
Ooit moet hier zelfs niets geweest zijn. Geen huis, geen haard, geen menselijk leven, geen brood, geen bed. Ook dat was goed.
Toen bouwden mensenhanden een molen en die maalde de kastanjes. Daarna kroop er een ziekte in de bomen en joeg de vruchten en de mensen weg. De seizoenen sloegen toe en er groeide een ruïne. Zo was er weer (bijna) niets. Ook goed.

Wat je ook doet, het is goed, zeggen de bladeren in de bomen. De eerste gevallen bladeren op de grond bevestigen dat doodleuk. Het is allemaal goed. Het is niet zo belangrijk, zegt de adelaar boven ons hoofd, of de badkamer deze zomer eindelijk in mooi Marokkaans stucwerk wordt gestoken of het volgend voorjaar. Het is okay als er nog geen betere opslagplaats voor het brandhout komt. Geen man overboord als het betonnen terras nog even niet betegeld en ommuurd wordt. Wanneer dat gillend zilveren 'isolatieplafond' bedekt wordt met.. juist, met wat dan? Als wij eronder kunnen slapen, zal niemand ervan wakker liggen.
Zomer geeft zich over, herfst glijdt binnen.
Dat gaat allemaal zo en dat is allemaal goed.
We zijn vrij. In de vrije natuur.

Goede berg, goede noten aan een goede boom, goede spinnen in hun goede web, goede regen na goede hitte. De eekhoorn is schattig, de frelon (de grote pas-op-broer van de wesp) is gevaarlijk, de zwart-rode rups een lust voor ons oog. Voilà, daar gaan we. Iedere smaak, iedere sensatie, elk oordeel komt van ons. Het miniemste spoor van opwinding, ergernis of blijdschap, wij zijn het. Het is gewoon: berg, noten aan boom, spinnen in web, regen na hitte. Zonder oordeel weerspiegelen de motten tegen het raam ons doen en laten.
Waar we ook kijken, we kijken in de spiegel. Waar we ook naar luisteren, het is onze eigen stem, het gekrakeel in ons hoofd. We kunnen op onze botten zitten bijten, maar we worden altijd weer teruggestuurd naar ons eigen gekrakeel.

En dan komt het op een dag toch weer hard aan, dat het niet erg veel uitmaakt of we nu schrijven of dat we daklatten in de lak zetten. En het gaat nog een beetje verder: het doet er ook niet zoveel toe of dat dan lukt of dat het mislukt. Dat je niet verwachten kan dat je er op vooruit gaat, als er veel en vooral moois uit je handen komt. Dat is toch hard voor ons? Voor hetzelfde geld schieten we er met ons werk zelfs niets méér mee op dan wanneer we rustig blijft zitten, een babbeltje slaat met een toevallige passant of gewoon met de poes en ons niet druk maken als de mensen zouden vragen wat we vandaag hebben gedaan. Niets, zeg je dan, ik heb rustig gezeten, een babbeltje geslagen met een toevallige passant en ook nog met de poes en me niet druk gemaakt of jullie zouden vragen wat ik met mijn dag heb gedaan. Zoiets kan ons goed van slag maken. Of minstens ongerust.
Zo vervuld als we kunnen zijn van de eindeloze rijkdom en wijsheid van de natuur om ons heen, zo verloren kunnen we ons voelen als onhandige mens.
Bij al wat we gedaan en gelaten hebben, knippert de schemering nog geen fractie van een seconde met zijn ogen.

Wij moeten op eigen houtje door onze beelden heen. Die hele weelderige bende ideeën van hoe we zijn en wie we waren en waarvandaan en al die gevaren die we zien en die hoop die we koesteren. Dat kan maar voortwoekeren en nooit is het gewoon goed. Als een molensteen kan die ballast op onze nek hangen. En hoe krijgen we die steen ooit van zijn plek?
Ik heb hier gezien dat rotsblokken kunnen breken of van hun plaats geraken. En dan heb ik het niet over het geweldwerk van met een grote Makita-boor ertegenaan denderen en met kunst- en vliegwerk kleinere brokken maken. Ik heb het ook niet over handzame stenen die zo uit het landschap komen, waarmee we hier ook gebouwd hebben, waarvan sommige gescheurd blijken of poreus en dus niet zo bikkelhard als je denken zou. Nee, ik bedoel serieuze rots.
Er ligt hier vlakbij een groot blok graniet in stukken. Hij ligt als een puzzel in elkaar en valt maar niet uiteen. Die moet op de een of andere manier gebarsten zijn. Zomaar. Aan ons oog onttrokken, maar waarachtig wel echt in gruzelementen geraakt. Ook is er een koei van een rotsblok aan de rand van het water die tien jaar geleden tegen de andere blokken aanlag en er nu van gescheiden ligt met een gleuf ertussen van minstens 25 centimeter. Kleine plantjes hebben de kracht gehad om te groeien tegen de macht van het rotsblok in. Water, een miniem stroompje, een druppel regen kan hetzelfde doen. Ze zijn in staat om millimeter voor millimeter tonnen steen van hun plek te duwen. En dat is graniet! Dat is zo hard dat je morsdood bent als je er met je kop tegenaan knalt. Een zaadje en een zandkorrel tegenover een rotsblok. En niemand die haast heeft...
Een jaar of wat geleden werden we op een nacht wakker van een onwaarschijnlijk donderend geraas. Of de wereld verging. Daarna doodse stilte. De volgende dag bleek dat er een enorm rotsblok los was gekomen op de hellende granieten oever van de Thines en naar beneden gerold tegen een eenzelfde gevaarte aan. Het moment dat zoiets loskomt en gaat, geen seconde eerder, geen minuut later, dat laatste draadje waaraan het gehangen heeft met héél dat gewicht in héél de eeuwenoude orde zoals die was. Wat een spanning! Wat geweldig! Plotseling is alles anders. Het blok past zich aan. Het water past zich aan. De lege ruimte waar de steen verdwenen is, ligt er even geschrokken bij, maar razendsnel beginnen plantjes en mossen te groeien en alles vindt in geen tijd een nieuw evenwicht. Of er nooit iets is gebeurd.
Tegenwoordig speur ik in het landschap naar gebarsten stenen. Ik vind het zo bemoedigend om te zien, dat wat we voor onwrikbaar houden toch in stukken kan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten