woensdag 9 september 2009

knoop

Er ligt een knoop voor haar deur. Ze wil naar binnen, zegt ze, maar er staat een reus van een knoop en hij blokkeert haar deur van boven tot onder. Er moet iets gebeuren. Deuren zijn er om open en dicht te doen, om langs in en uit te gaan. Die knoop moet opzij. Die knoop moet weer weg. Gisteren was er ook geen knoop. Niks gezien. Ze sluit haar ogen en denkt de knoop weg te kunnen denken, maar ze ziet alleen maar die knoop daar. Ze kent hem zo godvergeten donders goed. Dat voelt ze. Ze voelt zich nogal thuis bij die knoop. Maar akelig thuis. Duister thuis. Hij moet weg, ze wil naar binnen. En naar buiten als ze zin heeft en weer naar binnen. Ze gaat hem wegdenken, ze heeft die knoop toch al heel vaak weggedacht. Goochelen. Doorademen en oplossen. Zij kan heel goed goochelen, scherp denken en doorademen. En die knoop kan ook heel goed oplossen. Dat is werken, voor allebei, maar het kan. Getemde knoop. Onzichtbaar achter de berg gestald. Ze kan heel goed doen of de knoop er niet is en de knoop kan dat ook. Zijn kans afwachten achter een vrolijke avond of onder een vertrouwd gezelschap verstopt.
Ze opent haar ogen en daar is ie weer, pal voor haar deur. Minstens zo groot als zijzelf. En ook zo oud als zij, denkt ze erbij. Deze keer is het menens, schiet het door haar heen.

Ze had zich erin getraind hem achter de berg te duwen. Ja, hij rolde soms te voorschijn, of vaak eigenlijk, steeds vaker. Hij groeide. Haar angst voor de knoop ook. Tot nu toe had ze hem kunnen temmen, soms hardhandig, soms heel behendig, slim, sluw eigenlijk, zonder veel spieren te vertrekken, in alle vriendelijkheid. Ze was goed geworden in het uit het zicht houden van de knoop. Verdacht goed, mag ze wel zeggen. Ook in het inschakelen van andere mensen om haar knoop naar een onzichtbare plek weg te werken, was ze een kei geworden.
Maar nu barricadeerde de knoop dus haar deur en eerlijk gezegd, of ze wilde of niet - en ze wilde het niet - ze was woest van wanhoop. Ze had geweten dat hij steeds sterker werd, dus ze moest nu niet doen of ze verrast of overvallen was. Maar toch. Hoe meer ze hem had weggeduwd, hoe strakker de kluwen draden zich in elkaar had vastgedraaid, hoe moeilijker het geheel nog te ontwarren was. Ze realiseerde zich met een klap dat niet zij de knoop getemd had, maar dat de knoop haar had getemd. Dat de knoop nog slimmer was dan zij. En met een veel langere adem zich iedere keer weer neervlijde waar of ie maar wilde. Altijd uit haar buurt als zij oplettend was en altijd dichtbij als ze een beetje liep rond te slapen.
Vroeger kon ze nog geloven dat knopen er niet meer waren als je ze opzijgeschoven had en niet meer zag. Weinig origineel, maar in al haar slimheid was ze net zo dom als de meeste andere mensenkinderen. De knoop hing nu al een tijdloze tijd lang ergens in haar energieveld rond, maar ze had steeds weer kans gezien zich erlangs heen te wurmen door te duwen, te smeken, te pesten of te paaien. Of misschien langs andere misleidingen, ze weet het zelf niet. Hoe dan ook, ze had zich altijd kunnen dubbelvouwen en door een onmogelijk gaatje kunnen piepen.
Later, toen ze de knoop was gaan herkennen, was ze er steeds weer lustig van overtuigd geweest dat ze hard werkte aan het ontwarren en dat je toch al wel kon zien dat de knoop een beetje kleiner werd. Maar de knoop zelf haalde haar altijd in. Ze had ook al geprobeerd om vriendschap te sluiten, de knoop mee te sleuren op haar rug, naar hem te luisteren, hem in bad te doen, eten te geven, een plekje te geven in haar bed. Steeds weer moest ze ontdekken dat al wat ze deed en bedoelde te doen, deel werd van het rad dat ze voor haar ogen draaide. De knoop nam het allemaal in zich op en bleef rustig de knoop.

Maar zoals in alle sprookjes en verhalen gingen jaren voorbij of misschien zelfs eeuwen en toen was er zo'n dag dat ze niet lenig en soepel genoeg meer was om zich dubbel te vouwen en alle zorgzaamheid om de knoop in haar levensruim te erkennen vruchteloze routine was geworden. De knellende knoop had zich voor haar deur geposteerd en het was gedaan met de ogenschijnlijke vrijheid om in en uit te gaan zoals het haar uitkwam. Deze dag viel precies samen met het volle besef dat die kluwen nooit uit zichzelf uit wandelen zou gaan om achter de berg te verdwijnen en niet meer terug te komen. Ze schrok van de gedachte dat ze daar eigenlijk nog altijd op hoopte. Ze was onbeschrijfelijk aan de knoop gewend geraakt, maar ze wilde ook niet altijd maar weer woest en wanhopig raken en steeds weer moeten wurmen. Het werd zo zonde van de tijd. En al die blauwe plekken, dat bloed, de schade, de schande. Ze kon opnieuw proberen weg te lopen, een blokje om, een straatje verder, een grens over, dat had ze immers al zo vaak gedaan, maar het had haar eigenlijk niets verder gebracht, het hoorde gewoon bij de gewoonte. Het luchtte hooguit even op en dan verscheen de knoop doodleuk weer om haar te melden dat hij nooit verdwenen was, wat ze ook had mogen hopen en dromen. Dus ook die gedachten aan ontsnappen begonnen de wanhoop te voeden. Ze wist niets te doen om zich van de knoop te bevrijden, terwijl het meer dan ooit het enige was wat haar te doen stond. Een draad maakte zich los uit de kluwen en greep haar bij de arm. Een andere draad schoot toe en wond zich om haar voet. Welke kant kon ze op? Ze zou de hele kluwen moeten meesleuren, als dat al kon.
Ze snapte het wel en ze gaf het moedeloos toe: ze had zoveel tegen de knoop aangeduwd, ze had er zoveel aan zitten peuteren en erover gepiekerd en geleuterd, dat het verschil tussen haar en de knoop vervaagd was. Vaak zag ze alleen maar knopen, soms sprak ze zelfs als een knoop. Ze was gaan geloven dat ze zelf een knoop geworden was of altijd al geweest was en dat er voor haar geen knopeloos bestaan in zat. Ze was zo gehecht geraakt aan die gedachte dat ze wel begreep dat ze het nu zonder geloof moest stellen. Wat haar dan weer nog wanhopiger maakte.
Vandaag was de gevreesde dag. Het was zij of de knoop. Wilde ze nog ooit haar dagen vloeiend aaneengeregen zien en zichzelf niet in stukken, dan had ze een koord nodig. En jawel, ze stond oog in oog met een koord.

Ze zocht naar een begin. Het uiteinde van de draad. Of van één van de draden, ze had er immers geen idee meer van hoeveel draden er verweven waren geraakt op al die wegen die ze was gegaan. Ze zocht, maar een begin kon ze niet vinden. Er was dus geen beginnen aan. Toen dook uit haar schoenen een stem op:
'Ik mag dan diep in je sokken verstopt zitten, ik ben er wel,' fluisterde een oud en vermagerd beetje moed haar toe. 'Leuk hoor,' antwoordde ze, 'maar wat heb ik aan jou als je je daar beneden tussen mijn tenen schuilhoudt?' 'Dan niet,' gooide de moed haar direct voor de voeten terug en begon maar meteen in rook op te gaan. 'Ho!' riep zij, 'Wacht even. Sorry. Ik denk wel dat ik je nodig heb. Kun je me helpen?' 'Te laat,' piepte de moed, die er niet mee zat om haar met eigen munt terug te betalen voor alle keren dat zij hem in de steek gelaten had. Bovendien voelde hij er wel iets voor zich ergens rustig terug te trekken.
'Nee! Alsjeblieft? Niet weggaan, niet nu, niet deze keer! Ik zal goed voor je zorgen.' Maar moed was weg en het bleef stil.
Geloof was al gesmolten, moed was nu dus ook verdwenen, vertrouwen dat in haar mouwen woonde, zag er ook al helemaal geen brood meer in om toe te schieten en geduld was al jaren te veel op de proef gesteld en dientengevolge eenvoudig op. Wat was er nog over? Om eerlijk te zijn: niets. Niets was over. Een verhaaltje. Alleen maar een simplistisch verhaaltje. De zon, de maan, de wind af en toe. Zo van die dingen die blijven, wat we ook doen. Die waren er nog wel, maar zij wist eigenlijk niet hoe die te gebruiken om een knoop van een kilometer verwarring los te krijgen. Er was niemand in de verste verte in de buurt, behalve de eeuwige buurman maar die had wat anders aan zijn hoofd en in zijn handen ook trouwens. Die kende de klappen van haar zweep. Die hield haar maar eens even wijselijk voor gezien. Ze vroeg niets, want ze wist dat hij wijselijk gelijk had.
Zo stond ze ervoor. Erin feitelijk.
De berg keek haar aan en vertrok geen spier. Geen spier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten