woensdag 19 augustus 2009

geen zin meer

Ik was zeven en stond tegen de muur achter het huis. Naast de kastanjeboom. Stond maar tegen die muur. Ik verveelde mij. Ik had niets te doen. Ik wist niets te doen dan tegen de muur staan en mij vervelen.
Waarom ga je niks doen, zegt mijn moeder? Ik heb niets te doen, zeg ik. Je kunt zoveel gaan doen, ga fietsen, ga schommelen, ga tekenen. Nergens zin in, zeg ik.
Als wij nergens zin in hadden, zei mijn moeder dat we zin moesten maken.

Een kind weet van niets, zegt de wereld.
Dat is goed, zegt de wereld ook nog, dat is voor even helemaal oké.
Wat een privilege.
Wat een prachtig kind, zegt de wereld. Luister maar, wij weten het wel. En van al dat weten ontstaat het besef in het kind van niets te weten.
Dan komt de dag dat het kind met zijn niet-weten niet meer wegkomt.
Een volwassene is een kind dat het niet weet, maar daar niet meer mee wegkomt.
En dat begint dan te rotten.
Wat een gedoe.

De telefoon.
Hij neemt op, het is A.
Ze weet het niet meer.
Dat is niet de eerste keer. Noch van die telefoon, noch van dat weten.
Geen enkel boek, geen enkele leraar, geen enkele cursus, geen meditatie, sjamanisatie, initiatie, geen enkele priester, meester of godheid heeft A. gelukkig gemaakt.
Alle beloftes gebroken.
Ze huilt.
Ze heeft alles onderzocht, ze heeft alles geprobeerd, ze heeft alles gegeven en toch alles verloren.
Ze huilt helemaal, heel hartstochtelijk.
Het volmaakte onvoldaan zijn. De grote besluiteloosheid. Het allesomvattend gemis. Het heeft allemaal geen zin. Geen zin meer.
Haar huilen giert de hoorn uit.
A. zit erin. Er helemaal doorheen.
De bodem is duister en diep. Erger nog: er is niet eens een bodem.
Ze Weet Het Echt Niet Meer.

Waarom laat die leegte mij niet los! smeekt ze.
Zelfs in haar wanhoop is haar gevoel voor poëzie nog levend.
Maar die leegte heeft geen handen, geen voeten, zegt hij, ook niet ongevoelig voor het poëtische.
Ik ook niet, roept zij. Met de telefoon in de hand. Stampvoetend.
Dat is waar, zegt hij. Anders zou je hem wel buiten smijten, die ellendeling.
Hij kan ook zeggen: o jawel, jij wel!
Dat wil zij zo graag horen.
Hij wil geen boek, geen leraar, geen cursus of al de rest zijn. Hij ziet er geen brood in de zoveelste te zijn die haar niet gelukkig maakt. Hij heeft dan wel niets beloofd, maar misschien in haar hoofd...
Terwijl hij zwijgt, huilt zij lekker door.
En begint opnieuw: ik weet het niet meer, niets helpt, niets werkt, niets verandert.
Ja, zegt hij.
Ja? Hoezo ja?!
Ja, niets helpt, niets werkt, niets verandert.
Wat moet ik dan doen?!, kreunt ze.
Tja, zegt hij, ik weet het niet.
Jawel, jij weet dat wel.
Nee, ik weet het ook niet.
Je liegt!
Zoals je wilt, maar ik weet het echt niet.
Hou op! Jij weet het wel! Jij huilt niet, jij lijdt niet, jij weet het. En je moet het mij zeggen.
Jij zegt het..., antwoordt hij.
Wat zeg ik?
Dat ik niet huil, dat ik niet lijd, dat ik het weet. Weet ik iets dat jij niet weet?
Ze klinkt licht verontwaardigd:
Natuurlijk! Jij kent het antwoord. Dat heb ik gezien, dat voel ik, dat weet ik gewoon.
Dus dat weet jij.
Zij weer: Ik hou het niet vol. Ik weet het echt niet meer. Ik wil het niet meer.
Hij: En dat antwoord, dat ik zou kennen, dat denk je nu van mij te kunnen krijgen?
Ja, zegt ze zacht en met grote klem.
Het spijt me, maar ik heb dat niet. Ik ken geen antwoord. Ik probeer het geheim te erkennen, dat voel je misschien. Maar ik weet het ook niet. Ik zou het niet weten.
Nu blijft het stil.
Niemand weet het.
En wie zou het antwoord weten voor een ander?
Ook huilen had geen zin meer.

De oude Pierre zei het vaker: ge kunt nie helpen. Ik kan niemand helpen. Ik wil da wel, maar ik kan da nie. Een ander helpen, da kan nie. DaarBoven, daar kunnen ze u misschien helpen. Maar ik weet nie of dat da daarboven is, hè, da weet ik nie.
Pierre mompelde. Hij was ook een beetje doof, steeds meer dan een beetje. Maar het licht in zijn ogen verloor de kracht en het plezier niet, integendeel.
Zijn hele leven heeft hij anderen geholpen.

Als je niets meer kunt doen, wat ga je dan doen?
Zo heeft de japanner Hisamatsu Shin'ichi het steeds weer gezegd.
Vanaf de dag dat ik die zin gehoord heb, gaat die mijn kop niet meer uit.
Als niets helpt, wat ga je dan doen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten