woensdag 27 mei 2009

ook de dood zit in een klein hoekje

Hij ligt op een hoekje van het vloerkleed, een koude 'grote groene'. Groot is hij niet meer. Hooguit 15 centimeter. In volle lengte kan hij 40-50 centimeter zijn. Hij moet in zijn doodsstrijd zijn staart hebben afgeworpen, want dat doen smaragdhagedissen als ze worden aangevallen en zijn dood heeft zijn lichaam nog verder doen krimpen. Het zal verdomme weer eens niet waar zijn: onze poes Teetje heeft zich weer uitgeleefd. De poes als wild, de poes als tijger... Was het hier niet wild...? Wilden wij geen wild...?
Maar verdomme godverdomme waarom een 'grote groene'? Bovendien is het nog maar mei en dit is bepaald niet het eerste lijk in de keuken. Instinct of niet, we moeten toch altijd even op haar schelden. Dat het een rotstreek is, dat het niet nodig is, dat ze zich tegenover ons niet hoeft te bewijzen en dat we haar eten genoeg geven! Die verwijten neemt ze wonder boven wonder nog in ontvangst ook, al pakt direct erop de onbedwingbare en ondoordringbare jagersaard het weer over en kachelt ze doodrustig de deur uit om lekker in het zonnetje op de rug rond te rollen op de ruwe terrasvloer en daarna te zien waarvandaan en wanneer een volgende frisse hagedis langskomt... Of een muisje. Een vogeltje mag ook. De krekels zijn er immers nog niet... Er zal geen splinter twijfel in haar opgloeien en ze zal weer hetzelfde spel spelen als in het laatste gevecht van de 'grote groene', als dezelfde dartele jonge griet.

Op de kop van de hagedis die donkerder is dan zijn helgroene lichaam maar onder de kin eerder blauw dan groen, zit al een vlieg en mieren lijken zijn bek te willen binnenkruipen. Alsof ze hem vrijwillig tot eten willen dienen om hem terug te halen uit zijn dood. Jammer maar helaas. Maar waarschijnlijk zien ze in zijn lichaam gewoon een reusachtige buit, veel te groot om mee te nemen naar hun nest. Ook jammer maar helaas.
Poes is poes, dood is dood.

Ik leg de moten vis in de grillpan en bedenk me dat doodgaan voor ons mensen minstens even ver verwijderd is geraakt van een naakte verhouding tot de natuur als ons leven. Er is me eens aangeraden om na te gaan waar hier rond het huis een helikopter kan landen, voor het geval mijn hart serieus in de mist belandt, waar het immers aanleg voor heeft...
Tja..
Ik kan er niet toe komen.
Ik weet dat ik nooit tot zoiets zal komen.
Want ik wil daar helemaal niet toe komen.
Mocht ik ooit ter aarde storten ergens boven op een vriendelijk terras tussen kastanjebomen en varens dan zal ik, als alles meezit, gered worden en als het niet meezit verdwijn ik naar de andere kant. Ik geloof dat ik banger ben voor de medische machinerie die mijn leven kunstmatig zou oprekken tot het uiterste, dan voor een dood 'sous le ciel Cevenol'.
Stoere praat? Misschien. Maar dat is niet van belang. Ik aanvaard dat de dood uiteindelijk zal komen, uit welk hoekje dan ook.
O jwel, ik kan me soms heus zorgen maken om Tony, als hij hier alleen is en overal en nergens aan het werk, met machines, vermoeid en wel, zonder een portable op zak. Achter iedere boom kan een tijger wonen, een tijger met honger of met zin om te spelen. Maar Tony's geloof in de Voorzienigheid is nog sterker dan het mijne. En dan is daar nog zijn geloof in oplettendheid, geduld, bereidheid, nederigheid, wilskracht, vertrouwen. Er wordt aan het leven gewerkt. We zijn nog niet zomaar dood.
Ook de 'grote groene' zal niet 'zomaar' zijn doodgegaan. Wie zou ik zijn om er enig idee van te hebben waarom dan toch. Hoewel het ook best mogelijk is dat we tenslotte allemaal 'zomaar' doodgaan. Zomaar op een dag en zomaar in een klein hoekje van het grote bos en van het universum. Best mogelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten