donderdag 18 juni 2009

grondwerk

Er ligt grond in de weg. Er moet een trap komen, een gemetselde leistenen trap omhoog. Het beetje aarde moet opzij, een stukje helling op. Het ziet eruit als een beetje aarde, maar de kleinste verplaatsing van grond is al een heidens karwei. Loswoelen moet met een hak van heb ik jou daar. Pollen en stenen houden alles bijeen. Uiteengeslagen kunnen de stenen in de bak, planten en wortels in de kruiwagen. Bukken en mikken. De schop erin. Twee emmers. Zo vol. Twee tegelijk omhoog is eigenlijk te veel, één voor één duurt wel erg lang. De zon kruipt als een gek omhoog. Volhouden. Straks is het te heet. Straks is al heel gauw. De hitte schettert al door de bladeren van de bomen heen. Veel vliegen, dol op het zoute zweet.
Grondwerk is goed werk. Het is konkreet, het is zwaar, je weet niet wat je tegenkomt, maar wat weg moet moet weg. Je houdt geen spat energie over om na te denken, over wat dan ook. Dat helpt me als ik iets op wil lossen dat met denken niet op te lossen is.
Gewoon blijven volhouden.

S. vroeg me hoe ik het gedaan had, het leven naast en met een man die andere vrouwen 'had' en ook nog een kind kreeg met één van hen, terwijl wij samen waren. Hoe bleven jullie samenleven, wil ze weten. 'Mijn grootste probleem is mijn belofte en mijn verlangen om trouw te zijn aan mijn man maar ook mijn eigen drang te volgen. Ik wil buiten mijn relatie onderzoeken en ondervinden wie ik ben, ik wil contacten met andere mannen.'
Ik weet nooit zeker en nooit precies wat de Fransen me vertellen, maar gelukkig kan ik intussen vrij goed naar muziek luisteren, naar gezichten kijken en intenties lezen. Ik heb al gevoeld hoe S. wordt aangetrokken tot Tony en ik heb al begrepen hoe graag ze hem aanraakt. Dat doet ze als ik uit het zicht ben. Ik geloof dat ze voelt hoe raar dat eigenlijk is en hoe onnodig ook. Dat voelt ze aan mij. Aan zichzelf voelt ze de behoefte om te blijven hangen tot ik naar bed ben en Tony nog niet, of hem uit te nodigen even bij de waterval te gaan zitten. Dat is helemaal niet vals, dat is veilig. Denkt ze. Maar ze ziet mij en dat het mij niet schelen kan wat ze met Tony heeft of doet en dan klopt het niet meer. En daar is de vraag.

Soms lijkt het of de halve wereld me die vraag stelt. Soms lijkt het of die halve wereld worstelt met trouw en ontrouw. Overal en alsmaar, zowel in de openbaarheid als onder vrienden, wordt het thema je in het gezicht geworpen. Soms kan ik ineens niet meer begrijpen waarom ontrouw in relaties tussen geliefden absoluut het meest bedreigend is en waarom het nog altijd en immer totaal vanzelfsprekend is dat er voor ontrouw geen plaats is, mag zijn, kan zijn, zal zijn...
Trouw zijn is een diepingesleten ongeschreven wet. Een wet van ons hart, van onze huid, van onze familie, van onze hele cultuur. De ander is de enige, jij bent die ene voor de ander. Exclusief.
Maar exclusiviteit betekent uitsluiten, letterlijk. Voor een zoeker die wil leren kennen en ontginnen en reizen voorbij de grenzen van het bekende, begint daar een heus probleem. Vroeg of laat is daar het dilemma dat ons voor het blok zet.
S. houdt van haar man, houdt van haar twee kleine kinderen. Nu wil ze haar wereld verruimen. Ze wil meer dan haar man en haar kinderen liefhebben. Nog meer liefhebben. Of misschien wel niet liefhebben. Ze wil een krijger zijn die erop uittrekt om een nieuwe wereld te creëren. In haar grond zit iets dat wil ontkiemen maar ze is bang voor de kracht van het plantje als het licht ziet en gaat groeien. Het is onverdraaglijk om haar dierbaren pijn te doen maar het is even onverdraaglijk om weg te lopen voor een innerlijk vuur en om iets dat ze in zich heeft, te laten verschrompelen. En wat als ze alles verliest?
Klem.

Later zal Tony me vertellen dat S. met haar man de afspraak heeft dat ze alles met andere mannen mag doen, behalve zoenen en uit de kleren gaan. Ik kan naar zoiets niet anders luisteren dan met een schaterlach. S. is helemaal geen domme of onnozele vrouw. Het is een oprechte poging om het dilemma 'op te lossen'. Zo drukkend is het verbod op ontrouw en zo groot de angst haar te overtreden, dat we komedies bedenken in de hoop een tragedie te ontlopen.

S. spreekt alleen maar Frans. Dus heb ik in mijn stuntelfrans geprobeerd haar een antwoord op haar vraag te geven. Ik heb iets gezegd, dat misschien te simpel was voor woorden. Maar soms zijn de simpelste dingen directer en juister dan hele verhalen vol uitweidingen en nuances. Ik zei dat ik het gered had, omdat ik graag goed wilde worden. Ik dacht altijd dat ik niet goed was en ik wilde er hemel en aarde voor in beweging brengen om zover te komen dat ik een goed mens zou zijn: bv. een vrouw die haar man de vrijheid gaf.
Misschien klinkt dit belachelijk. Ik denk dat de grond onder de meest essentiële dingen die we in ons leven doen en laten tenslotte uit zulk hout gesneden zijn: een simpele onnodige angst, een oud en diep verdriet, misschien iets akelig naïefs of iets uitzonderlijk doms. Voor ieder oor op afstand kan het ongelooflijk klinken of iets om weg te lachen. Het spijt me dat het zo eenvoudig was, dat ik mij als een slecht mens zag die graag goed wilde zijn. Ik heb er veel aan gehad. Ik liep niet weg. Ik confronteerde me aan zijn ontrouw. Vreselijk. Ik dacht nog heftiger dat ik dus slecht was, of minstens niet goed genoeg. Logisch. Ik legde mij een maat op die ik zelf maakte, ontleend aan zijn gedrag, met een dijk van een westerse historie achter me, monogame cultuur om me heen en een degelijke katholieke opvoeding in mijn botten. Het was zo grondig aan de hand dat ik met de moed in de schoenen begon te graven naar wat de ontrouw werkelijk inhield. Hoe ze eruit zag, wat ze meebracht, wie die vrouwen waren, waarom die in mijn leven binnen moesten komen, wat er met Tony gebeurde... Daardoor kon ik na jaren ontdekken dat ontrouw geen ontrouw hoeft te zijn. Beter gezegd: dat ik dat durfde inzien. Hij had nooit andere vrouwen opgezocht en liefgehad omdat ik slecht was.

Je moet wel weten, vertel ik S., dat er vanaf het begin iets geweest is dat sterker was dan hij of ik en sterker dan wij samen. Het overweldigende maar tegelijk oersimpele gevoel dat we aan elkaar gegeven waren of op elkaars weg gezet... geef er maar wat woorden aan, dat ons allebei nederig maakte tegenover wat ons verbond. Het is de ervaring geworden dat wat we door de ander op ons bord kregen, ook echt op ons bord moest komen. Dat bracht met zich mee dat steeds als ik het te moeilijk vond om samen te blijven, ik er weer achter moest zien te komen dat weggaan niets zou oplossen. Ik zou een prachtig kind met het badwater hebben weggegooid. Tony was en bleef die ene die mij het diepst raakte en inspireerde én mijn perfecte ellendeling was, zal ik maar zeggen. Een tegenstander van een aard en een formaat als ik geen tweede keer zou treffen in mijn leven. Als we nooit hadden ervaren dat we door de Geest waren samengebracht, was alles vast anders geweest.

Ik zei ook nog dat ik het wel aanvaarden moest omdat hij in mij die seksuele partner niet vond die hij zocht. Of nodig had. Of zelf was. Ik begreep zijn lichaam eigenlijk niet. Nee wacht, ik aanvaardde dat helemaal niet, ik kon dat bij god niet aanvaarden, maar ik kon er ook niet omheen. Hoe moest ik hem dan zijn weg ontnemen? Als liefde liefde is, dan is zij ook vrijheid. Ik moest hem wel laten gaan, maar dan wilde ik hem ook weer terug. Bovendien wist ik maar al te goed dat ik een vis nooit zou hebben door hem vast te houden. Juist vissen spartelen zich met alle kracht en hevigheid los als je probeert hen aan je haak te houden. Ze springen terug het water in en verdwijnen. Het enige wat je dan nog doen kunt, is doodmaken. Vond ik geen optie. Ik zag me dus simpelweg gedwongen om niet te hard te schreeuwen dat hij bij mij moest blijven en niet weg mocht gaan naar een ander, want juist dan zou ik hem verliezen. Dus zo nobel en wijs was ik nu ook weer niet.
Natuurlijk was ik wel vreselijk bang. Ja, vreselijk bang. Maar ja..

'Zag je zijn vrouwen. Had je contact met hen?' vraagt ze. Ja, ik zag ze, ik nodigde ze uit, ik sprak met ze, ik kookte voor ze, ze kookten voor mij, ze respecteerden me en waren bang van me en ik respecteerde hen en was bang van hen. We zijn vrouwen. Ik weet niet precies wat dat betekent, maar het betekent toch iets. Veel zelfs. Uiteindelijk. Intussen lagen ze af en toe in mijn bed en ik in een ander. Dat was niet fijn maar dat kan. Na jaren begon ik te zien dat niets en niemand zo belangrijk is als het lijkt. Zij niet. Ik niet. Hij niet. Wij niet. Niemand heeft ons ooit beloofd dat alles vanzelf zou gaan, met gemak en met geluk. Misschien gaat alles wel vanzelf, maar wij gaan niet vanzelf. Zoveel is wel zeker.
Ontrouw is een heel goede spiegel om jezelf in te zien. Ik buig ervoor.

Dat het belangrijk was dat alles open en mogelijk was. Zeg ik ook nog. Hij verzweeg niets en gaf op iedere vraag die ik durfde stellen een eerlijk antwoord. Ik denk nog, dat is toch vanzelfsprekend, maar ik realiseerde me ineens dat dat voor veel mensen in geval van ontrouw precies niet vanzelfsprekend is.

S. is stil en verzucht dan dat ze het zo moeilijk vindt.
'Het is waar,' zeg ik, 'het is niet te doen. Nee, echt, het is eigenlijk niet te doen. Je kunt het alleen proberen. Of nee, je kunt het alleen doen. Het is niet te doen en je doet het.'

Zo ongeveer vertelde ik iets over mijn leven met Tony en 'de vrouwen'.
En wat heb ik daarmee gezegd? Heb ik daarmee iets gezegd over hoe ik het geklaard heb? Nauwelijks, ben ik bang. Een flinter misschien. De ontrouw tegemoet treden tot de vermeende angel eruit was, kostte me bijna een half leven. Grondwerk.

Het is goede grond waar ik de schop in steek. Ze kan straks achter een klein muurtje een tuintje vormen. Zwarte aarde, witte bloemen. Daarvoor moeten nog wel de stenen verzameld worden, opgestapeld, gemetseld. Het volgende zware werk. Op al het zware werk volgt eigenlijk altijd weer zwaar werk. Hoewel grondwerk, dat is wel het zwaarst.
Maar daarna mag je in het koel helder fris klinkend water dompelen en gillen wat je wil, terwijl de eerste libelles eindelijk gekomen zijn, scherend over de waterspiegel, en een klein helblauw zoet vlindertje op je natte schouder gaat zitten. Dat is niet niks.

2 opmerkingen:

  1. Trouw en ontrouw is bedacht! Bedacht door de kerk om onze goddelijkheid in een keurslijf te persen. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat iedereen maar van elkaar houdt? Elke liefde die je met iemand deelt is uniek en zegt niets over de liefde die je weer met een ander deelt. Elk gevoel van jaloezie of controle komt voort uit een gebrek van eigenwaarde. Seksualiteit is een goddelijke creatieve energie die niet in een keurslijf past. Liefde is de basis van ons bestaan. Alleen een gevoel van minderwaardigheid en een gebrek aan bestaansrecht kan ons dwingen hier beheersing over te willen hebben. De ultieme les is die van liefde en vrijheid voor jezelf en voor anderen. Hoe kun je liefde en seksualiteit nu vangen in ons bekrompen idee van een relatie waarbij de regels sterker zijn dan de lessen? In openheid en met transparantie kun je elke relatie aangaan. Ik heb bewondering voor een ieder die van dit keurslijf losbreekt en de vrijheid en liefde vind in wie hij is. Petje af!

    BeantwoordenVerwijderen