zaterdag 6 juni 2009

alleen

Het maakt enorm veel uit of je op deze plek alleen bent of niet. Ik bedoel niet zonder de aanwezigheid van dieren (moge onze poes het eeuwig leven hebben..) of van geesten of andere (on)werkelijke wezens, ik bedoel: alleen zonder andere mensen. Dat maakt zo verschrikkelijk veel uit, dat je er wat van zou gaan denken. Ik denk daar dan ook wat van. En ik ben niet de enige. Veel mensen denken daar wat van. Dat uit zich dan in de vraag of ik hier ook alleen durf te zijn. Dat is me al vaak gevraagd. En dan zeg ik ja. Dan zeg ik dat ik het fijn vond toen ik hier nog vrij eenvoudig alleen kon gaan zitten, voor een paar weken of zo. Ik moet zelfs erkennen dat ik het soms mis om hier langer dan een dag of wat alleen te kunnen zijn.

Tony is hier al lang heel veel alleen.
Sinds ik hem jaren geleden eindelijk en onomkeerbaar op het hart durfde drukken dat het allemaal wel genoeg was met ons en dat ie nu maar moest gaan, was hij dat onmiddellijk met me eens. Na nog een tijdje ijsberen en treuzelen en niets ondernemen, verschanste hij zich vervolgens in de kou van een of andere februari hier onder het nog tochtige dak om te zien waar zijn schip zou stranden en daar strandde het. Hij is nooit meer verder getrokken. Een van de directe en voor mij diepgaande gevolgen was dat ik mij dus niet meer terug kon trekken op deze zelfde plek. Ik was daarna veel alleen onder de mensen, hij onder de bomen en het tochtig dak. Niet onze kinderen maar onze molen werd enige tijd inzet van pijnlijke scheiding-schermutselingen. Maar dat is misschien een verhaal voor een andere keer...

Je kunt hier nog eens echt alleen zijn. Natuurlijk kun je je in Nederland in je huis opsluiten. Je kunt op sommige plekken vast ook een héle lange wandeling maken zonder iemand tegen te komen. Maar dagen, weken achtereen alleen zijn, zonder enige voorbijganger, zonder een televisie, zonder een vraag, een praatje, een koffie voor iemand zetten of afspreken hoe laat je zult opstaan. Hooguit één maal per week 'bonne journée' tegen de kassajuffrouw van de Super-U.
In eenzaamheid zijn en niet vereenzamen. Dat is de uitdaging en het cadeau dat je hier krijgt.

Natuurlijk was Tony hier in het begin veel eenzaam. Hij zat in het schip en de zee was wild en onbekend en een uitzicht had hij niet. Vòòr hij begon te bouwen en van zijn linkerhanden rechterhanden begon te maken, klom hij het eerste terras op, waar ooit de Cevenolse ouden hun kastanjes teelden en kapte zich er een weg doorheen en daarna een terras hoger en daarna nog één. Alsmaar verder en dieper het groen in, in de richting van de rivier die achter de onzichtbare wildgroei naar beneden bruiste. Hij ontdekte oude muren en muurtjes, ingenieuze trappetjes, prachtige ronde uitzichtpunten, het oude kanaal, een schuilhokje in het graniet, de gewoontes van planten en nieuwe stemmen.
Ik begreep er niets van. Waarom gaat die man zijn dak niet repareren en isoleren, als hij vernikkelt op ijzig koude avonden en wintertenen kweekt bij de houtkachel, die hem daarna uit zijn slaap zouden houden? Waarom werkt hij zich in het zweet op het land dat de volgende lente en een paar flinke flottes verder gewoon weer volledig dichtgroeit? Ik geloof dat hij het zelf op dat moment ook niet begreep, maar zoals hij pleegt te zeggen 'a man 's got to do what a man 's got to do'.
De bomen begonnen hem gerust te stellen, het water spoelde door hem heen, de wind blies zijn kop leeg en 's nachts kwam de zwarte reus steeds dichterbij en joeg hem de stuipen op het lijf.
Hij kroop diep onder de dekens, maar het monster kwam terug. Hij nam zijn trommel en begon het beest van zich af te slaan en na lang trommelen week het wel een beetje, maar kwam even later net zo vrolijk terug. Hij begon te schreeuwen of te zingen, maar het bleef rondwaren. Tot hij er zo genoeg van kreeg, zo godvergeten goed genoeg, tot hij er nondedju fuck off geen zin meer in had om zich van de wap te laten brengen en alsmaar van alles te doen om van die ellendeling af te komen, dat hij er de brui aan gaf. Het ding verdween.

Af en toe had hij contact met valleibewoners, die hij kende uit de tijd dat we hier samen een jaar hadden gewoond. Dat was een jaar geweest waarin de magische natuur zich nooit zo sterk aan ons had laten kennen. We waren niet alleen geweest. We waren met elkaar en met onze zoon en hoezeer we ook bezig waren geweest met de omgeving, we waren ook zeer bezig met onszelf en met elkaar. De natuur kreeg niet die pure vat op ons. Pas in de eenzame dagen van Tony, toen hij met kettingzaag, bijl, knipschaar en hark tussen jaren- en jarenlang verlaten en voortgewoekerde bomen en struiken tekeerging, keek de natuur hem vol in het gezicht. De pijn van in de steek gelaten zijn door mij en door hem zelf, sloeg zich een soort weg door het struikgewas. Deze ervaring heeft hem zo geholpen dat hij tot op de dag van vandaag mensen uitnodigt om met en ook zonder hem de terrassen op te gaan om tegen wil en dank van zon, regen, voorjaarsdriften en overlevingskunst der natuurlijke gewassen..., de strijd aan te gaan met de varens, de bramen, de bolsters en de pijn en de eenzaamheid.

Niemand vroeg hem in die eerste dagen en maanden hoe de eenzaamheid hem viel. Niemand vroeg hem of ie niet gek werd daar boven 'au bout du vallée', daar bij die molen die de meesten niet eens wisten te vinden en waar niemand meer passeerde. Juist omdat niemand ernaar vroeg, kreeg de eenzaamheid zijn ware gewicht. Als we onze eenzaamheid vrij laten en ook vrij kunnen laten omdat niemand ertussen gaat zitten en zich er iets van aantrekt, weegt ze wat ze weegt. De monnik in de grot, de tovenaar in de verlatenheid van de bergen, Jezus in de woestijn. Oog in oog met de bestemming.
Gelukkig werkte Tony heel hard zodat zijn armen sterk werden en zijn schouders onder dat gewicht niet bezweken. Hij kreeg de kans om zijn leven tot dan toe te recapituleren zonder bemoeienis van welk mens dan ook. Tussen de bomen en de weergoden begon hij langzaam maar zeker zijn harmonie met de natuur te herstellen. Hij begon zijn verbinding met de seizoenen, met de wereld voorbij tijd en taal, terug te vinden. Belangrijke en onbelangrijke dingen in zijn leven kregen meer de plek en proportie die erbij paste. Een nieuwe juistheid begon zijn vormloze vorm te vinden.

Later begonnen mensen hem te vragen of hij niet gek werd daarboven, van al die eenzaamheid. Nee, hij werd er niet gek van of toch niet meer. Of het moest zijn dat hij samen was gaan vallen met die gekte. 'Eerlijk gezegd,' zegt hij op zulke vragen, 'ik voel me veilig en geborgen. Meer dan ooit hiervoor eigenlijk...'
'Juist, een beetje gek is die man dus wel,' ziet hij veel mensen dan denken. En ze hebben geen ongelijk natuurlijk...

Ik ben hier nooit zo lang alleen geweest als hij, maar dat gevoel van geborgenheid dat volstrekt niet strookt met de eigen verwachting en met de gedachte aan vertoeven op een afgelegen plek als hier, dat ken ik goed. Het is het gevoel van een enorme ruimte om je heen die voor je zorgt. Er wordt voor ons gezorgd, hoe klein en paniekerig we ook mogen zijn, het universum zorgt voor ons. Meer dan een mens kan doen. Mensen om je heen ontnemen je snel die ervaring, ze doen je vergeten dat het universum onzegbaar veel groter en zorgzamer is. Je gaat denken dat die andere mens voor jou moet zorgen en jij voor die ander. Maar hoe waar en waardevol dat ook is, tenslotte is niets minder waar. Ik ken dat als een bijzondere en prachtige ervaring. Ze geeft een energie waar ik een hoop weer en wind mee kan doorstaan. Dat gaat voorbij aan het gevoel van eenzaamheid.

Tony werd steeds vaker uitgenodigd op feestjes, er werden zelfs wel eens vrouwen met hunkering op hem afgestuurd, of zo leek het toch. Hij nam die dagen de uitnodigingen graag aan en ontmoette allerlei nieuwe boeiende en gecompliceerde mensen. Nog later liet hij vaker een feestje voorbijgaan. Al die mensen...

En ik? Ik zag hem terug na een flinke periode van gescheiden zijn en wat ik niet begreep begon ik heel langzaam toch te begrijpen. Tegen wil en dank. Tegen heug en meug. Tegen de berg op en tegen de stroom in.
Ik heb weinig kansen om hier echt alleen te zijn, want Tony is hier niet meer weg te slaan. Maar er zijn vele wegen naar Tipperary, naar het land van Mu. Eenzaamheid kan zich vrij goed laten ontkennen en ze heeft vast ook goed begrepen dat ze taboe is in de wereld, maar tenslotte is ze onontkoombaar sterker dan wij. Een verlaten plek aan het eind van een vallei waar de wind giert en het water zingt, is niet de enige plaats om haar te ontmoeten en in het gezicht te zien. Zij is immers overal. Zolang wij mensen zijn. Ze kan onzichtbaar zijn, maar ze is overal. Zolang wij mens zijn.
Misschien schrijf ik daarom.
'Is dat niet eenzaam, dat schrijven?'
Ja, dat is zelfs eenzaam, wanneer ik weet dat u mijn woorden straks zult lezen.
Maar ik ben u dankbaar dat u mij niet stoort...

2 opmerkingen:

  1. Wat een prachtig stuk, Pauline. En wat spannend, dat blog van jou. Een zomer vol eenzaamheid en mooie blogstukken, wens ik je toe. We zien elkaar weer in alle drukte in Amsterdam, in september, of zo.
    groet! Jeanet

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Lieve Pauline,

    Ontroerend mooi. De schoonheid van eenzaamheid maar ook de harde kant van eenzaamheid. Niet het aantal mensen om je heen is bepalend voor hoe je scoort op de schaal van eenzaamheid. Slechts je eigen gevoel.

    Ik lees je en hoop jullie na de zomer weer te zien. Ik reis met mijn groepen over de aarde, nooit alleen maar soms wel ...

    liefs,
    marco

    BeantwoordenVerwijderen